Lijdend voorwerp: ihn.

Zelfde zinsconstructie als: Ich besuche ihn. Ich rufe ihn an. Ich spreche ihn morgen.

In is een wisselvoorzetsel en kan met de 3e of 4e naamval combineren. Waar zwemmen zij?: 3e naamval.

Zwemmen is weliswaar een beweging maar er vindt hier geen verandering van de situatie plaats: De kinderen bevinden zich zwemmend in het zwembad.

Vergelijk: Sie schwimmen vom großen Becken in den Wassertunnel hinein (waarnaartoe?). Hier 4e naamval omdat de plek verandert.

der Dünger, düngen: (kunst)mest, bemesten (voeding voor gewassen, ook voor tuin- en kamerplanten)

der Mist: eveneens mest maar dan beperkt tot uitwerpselen van dieren (gier: die Gülle)

mist: der Nebel

modder: der Schlamm

vuil: der Schmutz, der Dreck

onkruid: das Unkraut

das Angebot - die Nachfrage:

Idioom in deze standaarduitdrukking.

Voor Nachfrage (nach Produkten) ook: der Bedarf (economische behoefte).

Kwestie: kan door Sache, Angelegenheit, Frage vertaald worden.

Sache wordt veelvuldig gebruikt, m.n. in samenstellingen, bijv. die Geschmackssache, die Gewohnheitssache.