9247 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
||||
Er besucht seine Frau (elke) ........ Tag im Krankenhaus.
der Tag: mannelijk (net als de namen van dagen en dagdelen: der Sonntag, der Mittwoch, der Morgen)
Jeden Tag is een tijdsbepaling zonder voorzetsel en staat in de 4e naamval: jeden Abend, nächsten Monat, manches Jahr.
Met voorzetsel 3e naamval: am Morgen, am Montag, am 1.Mai, im Sommer, in einem Monat, seit diesem Tag.
Wat moet ik haar toch geven? Ze heeft alles al!
Was ........ ich ihr denn schenken? Sie hat ja schon alles!
Hier is sprake van twijfel: moeten wordt dan vertaald met sollen.
Ich weiß nicht, was ich tun soll.
Was soll das denn bedeuten?: Wat moet dat (nou) betekenen?
Het beroemde gedicht (en lied) over de Loreley begint met:
Ich weiß nicht, was soll es bedeuten ...
(We gaan morgen met vakantie) ........ nach Berlin.
gehen = lopen, niet om de toekomst uit te drukken;
gaan met een vervoermiddel: (in Urlaub /in die Ferien) fahren, fliegen.
Als je niet op reis gaat, maar wel vakantie hebt: Ich habe Urlaub/Ferien.
Ich mache Urlaub.
Der Urlaub: met name vakantie voor werknemers.
Schoolvakantie: die (Schul)Ferien (altijd meervoud), ook algemeen voor vakantie.
Der Leuchtturm ist das Wahrzeichen von Ameland. Er hat 236 (traptredes) ........ .
die Stufe: trede van een trap (die Treppe)
die Sprosse: sporten van een ladder (die Leiter)
ook: onderverdeling van raamkozijnen met roeden
der Leuchtturm: vuurtoren
Das Wahrzeichen: kenmerkend gebouw dat men direct met een bepaalde stad / plek verbindt.
© 2014 - NU Beter Duits is een initiatief van Martin van Toll Producties opgericht in samenwerking met Deutsch macht Spaß |