naar de disco gaan = in die Disko gehen (naar binnen gaan):

vaste combinatie gehen + in combineert met de 4e naamval

ins (in das) Kino gehen

nach (+ fahren/fliegen): voor steden en de meeste landen

Wir fahren nach Berlin.

Der Montag = der Tag, met koppelwerkwoord staan beide woorden in de 1e naamval.

De namen van dagen van de week zijn mannelijk: der Mittwoch, der Samstag. Net als namen van dagdelen: der Morgen, der Mittag, der Abend.

(Maar: die Nacht)

"Das ist sehr aufmerksam (von Ihnen)" is vrij formeel taalgebruik.

Je zegt het bijv. bij het ontvangen van een cadeautje van iemand waarmee je een formele relatie hebt.

Ook opletten(d): aufmerksam zuhören - Die Schüler sind aufmerksam.

opmerkelijk: bemerkenswert

opzichtig: auffällig

aangenaam: angenehm

der Ausflug: dagjestrip/uitstapje

der Ausflügler: 'dagjesmens'

die Auskunft: de inlichting

der Aufzug: lift

der Ausstieg: een uitgang met hoogteverschil, bijvoorbeeld in de trein; ook: der Ausstieg aus der Atomenergie (stoppen)

Werkwoord uitstappen: aussteigen - stieg aus - ist ausgestiegen.