Der Wurf: oude stamvorm van het werkwoord werfen - warf - geworfen. Hier onderwerp: Der Wurf war gut.

Zelfstandige naamwoorden die uit de stam van een werkwoord bestaan zijn overwegend mannelijk: der Beruf, der Rauch, der Sprung, der Zufall en vele meer.

essen - aß - gegessen: sterk werkwoord, wissel van -e- naar -i-

ich esse

du, er, sie, es isst

wir essen

ihr esst 

sie/Sie essen

De 'ihr-vorm' wijkt altijd af van de andere meervoudsvormen.

der Rosenkohl: spruitjes

Twee zinnen: Ich habe gemailt + ich komme morgen.

Met elkaar verbonden door het voegwoord dass.

das: het/hetgeen

Ich habe gesagt, dass das richtig ist.

sträflicher Leichtsinn: onvergeeflijke roekeloosheid

opzettelijk, opzettelijkheid: absichtlich, mit Absicht / mutwillig, mit Mutwillen / vorsätzlich, mit Vorsatz (gepland).

luchtigheid / lichtvoetigheid: die Leichtigkeit.

die Kurve: bocht

Uit de context van de zin kun je opmaken dat hier sprake is van een vorm van roekeloosheid. In een minder gevaarlijke situatie kan 'der Leichtsinn' ook vertaald worden met: lichtzinnigheid, onbezonnenheid (jugendlicher Leichtsinn).

De betekenis is dan aanzienlijk minder sterk dan roekeloosheid / rücksichtloosheid.