aan iemand iets laten zien = zeigen + 3e naamval: ich zeige dir/Ihnen (meewerkend voorwerp)

folgen + vaste 3e naamval: Ich folge dir/Ihnen/dem Auto.

an en auf: wisselvoorzetsels, dus 3e of 4e naamval

sitzen + an/auf/in = rust (controlevraag 'waar?'): 3e naamval

gucken auf geeft een richting aan, (waarheen kijk je?): 4e naamval

der Computer: woorden met de uitgang -er zijn overwegend mannelijk (der Meter, der Teller, der Zähler, ...).

Die Verwertung / die Wiederverwertung: (her)gebruik van materiaal.

Door hergebruik krijgen spullen weer een waarde.

waardebepaling: die Wertbestimmung, die Bewertung (ook voor becijfering bij een wedstrijd)

waardering (iets op zijn waarde schatten): die Wertschätzung

Ik weet dat te waarderen: Ich weiß das zu schätzen.

Das wirkt hintenrum: Dat gaat stiekem. (Bijvoorbeeld roddel en achterklap.)

Das funktioniert andersrum: Dat (bijvoorbeeld een apparaat) functioneert van de andere zijde / van de achterkant. (Je moet het omdraaien.) / Es ist genau andersrum: tegendeel.

Wir funktionieren andersrum: Wir 'ticken' anders. (Wir sind Querdenker.)