8931 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Dieser Politiker ist ein ........ im deutschen Parlament.
abgeordnet: afgevaardigd
der Abgeordnete, ein Abgeordneter (mannelijk)
die Abgeordnete, eine Abgeordnete (vrouwelijk)
der/die Angestellte - ein Angestellter/eine Angestellte: werkne(e)m(st)er/medewerk(st)er
der/die Abgesandte - ein Abgesandter/eine Abgesandte: afgezant/e, diplomaat
Deze woorden zijn zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden:
de uitgang is afhankelijk van het (lid)woord ervoor (der-/ein-groep of zonder).
der Anhänger (niet van een bijvoeglijk naamwoord afgeleid): de aanhanger/volger/fan
........ du noch ein Stück Kuchen?
essen - aß (lange -a-) - gegessen: sterk werkwoord
ich esse, du isst, er/sie/es isst, wir essen, ihr esst.
De -e- verandert bij sterke werkwoorden in -i- bij du en er/sie/es.
Antwoord op de vraag: Ja, gerne / Ja, bitte. Nein, danke.
(We gaan morgen met vakantie) ........ nach Berlin.
gehen = lopen, niet om de toekomst uit te drukken;
gaan met een vervoermiddel: (in Urlaub /in die Ferien) fahren, fliegen.
Als je niet op reis gaat, maar wel vakantie hebt: Ich habe Urlaub/Ferien. Ich mache Urlaub.
Der Urlaub: met name vakantie voor werknemers.
Schoolvakantie: die (Schul)Ferien (altijd meervoud), ook algemeen voor vakantie.
Für das Spendengeld haben wir schon eine gute (toepassing) ........ gefunden.
die Verwendung: besteding, aanwending
der Gebrauch: het gebruik(en) van voorwerpen of woorden
die Zugabe: de toegift
die Zuwendung: toewijding, aandacht; ook: financiële toelage
die Spende: donatie
© 2014 - NU Beter Duits is een initiatief van Martin van Toll Producties opgericht in samenwerking met Deutsch macht Spaß |