8553 actieve gebruikers

Inloggen bestaande gebruiker

Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie


Antwoorden van 07-10-2025 (niveau 1)



eerdere test 07 OKT latere test
(klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)


De deelnemers op niveau 1 hebben de test van 07-10-2025 zo ingevuld:



Ich muss mal ........ Toilette.

 



77 % (afgerond)zur 
18 % (afgerond)nach der
6 % (afgerond)nach

Die Toilette: een plek waar je naartoe gaat, net als 'Ich gehe zum Markt'. Hiervoor gebruik je in het Duits zu (+3e naamval)

zu + der = zur

kort: "Ich muss mal. / Ich muss mal wohin." :)

nach = naar: voor steden en landen. Wir fahren nach Deutschland.

plaats- of tijdsbepaling met de 3e naamval;

nach = na 

Nach der Kurve (bocht) seht ihr schon die Tankstelle.

Nach einer Stunde kam er endlich.

 

Spreektaal voor zur Toilette gehen: aufs Klo gehen.


Zie ook de pagina gebruik.



Die Kinder (snoepen) ........ gerne Süßigkeiten.

 



4 % (afgerond)schnuffeln
14 % (afgerond)schnuppern
4 % (afgerond)grapschen
78 % (afgerond)naschen 

Bij zoetigheid hoort het werkwoord naschen.

 

Schnuffeln, schnüffeln, schnuppern: snuffelen, met de neus bewust een geur oppikken.

In een winkel rondsnuffelen op zoek naar iets leuks: (rum)schnuppern / stöbern

der Schnüffler: neerbuigend voor privédetective

grapschen: pakken, snaaien (pikken/graaien)


Zie ook de pagina Links.



Drie van de uitdrukkingen hebben de betekenis van 'goed gemutst zijn'. 

Welke uitdrukking hoort NIET in het rijtje

 

     



2 % (afgerond)Ich habe gute Laune.
13 % (afgerond)Ich bin gut drauf.
80 % (afgerond)Ich bin beschickert. 
4 % (afgerond)Ich bin gut gelaunt.

beschickert: aangeschoten door alcohol

 

Ich bin gut drauf: spreektaal.

Als een goede kennis in jouw visie een beetje raar doet, kun je zeggen: Wie bist dú denn drauf?


Zie ook de pagina Links.



(De) ........ Lehrer korrigierte (de) ........ Arbeiten (van alle) ........ Schüler.

 

    



2 % (afgerond)Den - den - alle
14 % (afgerond)Der - den - allen
84 % (afgerond)Der - die - aller 

der Lehrer: mannelijk, onderwerp, dus 1e naamval

(die Arbeit) die Arbeiten (hier: werkstukken/tests): meervoud, lijdend voorwerp, 4e naamval

De werkstukken van alle leerlingen: Die Arbeiten aller Schüler.

In het Duits druk je deze 'bezitsverhouding' met de 2e naamval uit. 


Zie ook de pagina der/die/das-groep all- welch- manch-.



TOTAALRESULTAAT:
80% goed

Uitleg van de kleuren en symbolen:
GOED GEKOZENhet juiste antwoord (door jou gekozen)
FOUT GEKOZENeen fout antwoord (door jou gekozen)





Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel

© 2014 - NU Beter Duits is een initiatief van Martin van Toll Producties

opgericht in samenwerking met Deutsch macht Spaß