Opvouwtas

du: onderwerp

das große Haus: lijdend voorwerp;

de vorm van de 1e en 4e naamval onzijdig is gelijk.

Na der, die, das (1e naamval) krijgt groß, schön, klein, viel etc. de uitgang -e.

2e naamval: des großen Hauses

3e naamval: dem großen Haus

ich: onderwerp in deel 1 (Ich habe gefunden)

Schatz is lijdend voorwerp: einen Schatz

Na und begint een 2e zin met Schatz als onderwerp:

der Schatz trägt (deinen Namen = lijdend voorwerp)

der Name: een van de weinige woorden met de uitgang -e die niet vrouwelijk zijn

der Schatz: mannelijk woord, stam van het werkwoord (schätzen);

andere woorden met de uitgang -tz: der Platz, der Blitz, der Sitz, der Witz

schlafen: sie schläft

essen: sie isst

Schlafen en essen zijn sterke werkwoorden met -a- en -e-:

de klinker verandert bij du, er, sie, es.

die Beziehung: relatie

die Empfehlung en der Rat: advies voor een bepaald product (ich empfehle dir ...) / of een manier van handelen (jemandem einen guten Rat geben. Ich rate dir ...)

(aan) iemand iets (aan)raden: dir/ihm/Ihnen, dus 3e naamval

die Beratung: voorlichting/advisering / ook: beraadslaging