Ich sehe (hem) ........ nächste Woche.
Lijdend voorwerp: ihn.
Zelfde zinsconstructie als: Ich besuche ihn. Ich rufe ihn an. Ich spreche ihn morgen.
Der Keuchhusten ist eine ........ Krankheit.
ansteckend: in deze zin besmettelijk
in andere context: aanstekelijk - ihr Humor wirkt ansteckend
übertragen: die Viren werden beim Husten, Niesen oder Sprechen übertragen
überbringen: overbrengen, eine Nachricht überbringen, geen synoniem voor anstecken
beschmutzen: bevuilen, bezoedelen
der Keuchhusten: kinkhoest
........ ist der Gelehrte Hugo de Groot in ........ Bücherkiste aus Schloss Loevesteijn geflohen.
(jaar/jaren) geleden = vor 400 Jahren: tijdsbepaling + voorzetsel: 3e naamval
in: wisselvoorzetsel, dus 3e of 4e naamval
Hier kan de 'waar?-vraag' gesteld worden: hij bevond zich in de kist, de kist is niet zijn doel als vluchtoord, dus 3e naamval.
Das ist ein beschwerliches Unterfangen: dat is ........ .
das Unterfangen: 'waagstuk', een actie, een plan in de praktijk omzetten; het woord zelf impliceert dat er risico van falen bestaat
beschwerlich: moeilijk, moeizaam, bezwaarlijk
achtervolging: die Verfolgung
het onderzoek: die Untersuchung
de beschikking: die Verfügung (besluit van een overheidsinstelling / rechtbank)