In welcher ........ wird die Rechnung bezahlt, in Dollar oder Euro?
die Währung: munteenheid, valuta
die Zinsen (meervoud): rente op spaargeld of leningen
die Rate: betaling (en betalingsbedrag) bij termijnbetaling
die Münzprägung: het slaan van munten
werkwoord prägen: kenmerken, stempel op/in materiaal drukken
Ab September fallen die Blätter fallen von ........
der Baum - die Bäume volgens de hoofdregel meervoud mannelijk: umlaut +-e
von: altijd 3e naamval.
3e naamval meervoud: alle woorden krijgen de uitgang -n.
Der Besuch von meinen deutschen Freunden.
........ ihr, wo der Bahnhof ist?
wir wissen, ihr wisst, sie/Sie wissen
ich weiß: na -ei- volgt -ß-
ihr wisst: na een korte -i- volgt -ss-
foto: NRC (Van Kooten en De Bie)
(Scholierengrapje)
Man sagt doch, ........ Zeit löst alle Probleme?
Ich warte schon seit Wochen, ........ sich meine Hausaufgaben von selber machen!
die Zeit: vrouwelijk woord uit de groep met de uitgang -t.
voegwoord dass: verbindt de twee zinnen 'Ich warte ...' + die Hausaufgaben ...
das of dass?: dass kun je niet vervangen door het of hetgeen.