Drei dieser Wörter haben die Bedeutung ‚meteen‘.
Welches Wort gehört NICHT dazu?
bald: weldra / binnenkort
Het duurt niet lang (meer), maar langer dan meteen.
sofort, gleich: direct, per omgaand
umgehend (formeel/ambtelijk): per omgaand
(Vraag aan een groep jongeren: 'Wie van jullie komen uit Duitsland?')
........ aus Deutschland?

Wer? (1e naamval) = Wie?
van jullie: von (3e naamval) euch
(de 4e naamval van jullie is eveneens euch)
Ook als er naar meerdere personen gevraagd wordt, volgt na Wer? het werkwoord in het enkelvoud.
Wie komen er allemaal mee?: Wer kommt alles mit?
Wen?: vraagt naar het lijdend voorwerp - wen hast du getroffen?
Erst wollte sie Journalistin ........ , aber dann ist sie doch Lehrerin ........ .

Werden drukt de toekomst uit.
Ich werde morgen einkaufen gehen.
Was willst du denn einmal werden? Wat wil je (later) worden?
werden - wurde - geworden: sie ist ... geworden
Der Verdächtige hat ........ abgelegt.
Werkwoord gestehen: er hat die Tat gestanden.
das Bekenntnis: belijdenis (godsdienst), ontboezeming (m.b.t. privézaken, niet voor criminaliteit)
das Versprechen: belofte
der Gegenstand: voorwerp