Die Walpurgisnacht ist ein ursprünglich vorchristliches Fest, ........ vom 30. April auf den 1. Mai gefeiert wird.
Das Fest, das gefeiert wird.
das: het/hetgeen
dass: voegwoord
Ich wusste nicht, dass das Fest gefeiert wird.
Â
die Nacht - in der Nacht
Tijdsbepalingen met een voorzetsel staan altijd in de 3e naamval.
Â
Volgens de verhalende overlevering komen de heksen samen op de 'Bloksberg' (ook: Berg 'der Brocken' im Harz). Door het theaterstuk 'Faust' van de dichter Goethe (1749-1832) werd het verhaal wereldwijd bekend.
Die Freundinnen trafen sich in ........ Stadt.
die Stadt: vrouwelijk woord met de uitgang -t
in: 3e of 4e naamval - waar?, dan 3e naamval: in der Stadt.
Wir haben einen Wanderurlaub mit Verpflegung gebucht.
Â
Die Verpflegung: ........ .
Die Verpflegung: proviand om mee te nemen op wandelingen en uitstapjes of met voorbestelde maaltijden bij Berghütten e.d.
Â
verpleeghuis: das Pflegeheim / Altenwohnheim / Seniorenheim mit Betreuung (verzorging, begeleiding) und Pflege
medische verzorging: die Krankenpflege
gids (in deze context): der Wanderführer
Iemand om een dans vragen.
Â
Sie hat ihn zum Tanz aufgefordert.
Letterlijk in een formele situatie: "Darf ich Sie um diesen Tanz bitten?"
Darf ich Sie bitten: 4e naamval
Fragen gebruik je uitsluitend als je een vraag stelt: "Darf ich Sie (4e naamval!) etwas fragen? / Ihnen eine Frage stellen?"
Â
auffordern: oproepen tot iets / sommeren
jemand: hoeft niet vervoegd te worden, het mag wel
4e naamval: jemanden
Â
'Aufforderung zum Tanz' is de naam van een klassiek muziekstuk.