8556 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Ich gehe in Amsterdam ........ Schule.
Zur Schule gehen: op school zitten / nog of al naar school gaan.
In den Niederlanden gehen die Kinder schon mit 4 Jahren zur Schule.
Zu/zur/zum: gebruik je als je naar specifieke plekken of naar personen gaat. Ich gehe zu meiner Oma. Wir fahren zum Markt.
In die Schule gehen: wordt meestal gebruikt als je er letterlijk heengaat. "Es ist 8 Uhr und ich gehe jetzt in die Schule."
Nach: landen en steden. Wir fahren nach Deutschland, nach Berlin.
(De stormen) Die ........ haben ein paar Dachziegel vom Dach gefegt.
Der Sturm - die Stürme: meervoud volgens de hoofdregel umlaut +e.
Veel woorden die met het weer te maken hebben zijn mannelijk:
der Nebel (mist), der Regen, der Schnee, der Sturm, der Wind.
Der Sturm, der Wind, der Schnee zijn afgeleid van de stam van werkwoorden en deze woorden zijn overwegend mannelijk.
Veel woorden met de uitgangen -el en de meeste met -en zijn mannelijk: der Nebel, der Regen.
Mein Fahrrad hat einen Platten.
Ich musste mein Rad schieben: ........
Schieben betekent letterlijk: schuiven/duwen - Der Vater schiebt den Kinderwagen. Hier in de betekenis van 'de fiets aan de hand meenemen'.
Omdat er vroeger vaak mankementen aan fietsen voorkwamen door het slechte wegdek, ontstond de spottend bedoelde zin: "Wer sein Fahrrad liebt, der schiebt." En ook nu nog kun je de zin horen als je met je fiets moet lopen door een mankement.
Wir beanspruchen einen größeren Teil des Gewinns.
beanspruchen: ........ .
We eisen / maken aanspraak op een groter deel van de winst.
der Anspruch, Anspruch erheben auf (+ 4e naamval)
afspreken: verabreden
beamen: bejahen, bestätigen
accepteren: akzeptieren
© 2014 - NU Beter Duits is een initiatief van Martin van Toll Producties opgericht in samenwerking met Deutsch macht Spaß |