Voorzetsels | voorzetsels D-NL
Voorzetsels: lijst D-NL (+2;+3;+3/4: geeft de naamval aan)
Waar - Waarheen?
- an (+3/4) – aan
- auf (+3/4) - op
- außerhalb / innerhalb – buiten / binnen een plek/ruimte
- bis (+4) tot, tot aan/in
- diesseits / jenseits (+2) – dezer en gener zijde
- entlang (+4 en +2/+3) – langs/langszij (vóór het zinsdeel 2e of 3e naamval/erna 4e)
- gegenüber (+3) - tegenover
- hinter (+3/4) - achter
- inmitten (+2) – ten midden van
- neben (+3/4) - naast
- über (+3/4) – boven/over
- unter (+3/4) - onder
- um (+4) – om (de hoek)
- unweit (+2) – niet ver
- vor (+3/4) - voor
- zwischen (+3/4) - tussen
Waar vandaan / waarheen?
- ab (+3) – vanaf
- aus (+3) - uit
- durch (+4) - door
- entgegen (+3) - tegemoet
- nach (+3) – naar (nach Deutschland/München)
- zu (+3) – naar (erna toe) personen, instanties, plekken (zu meiner Oma, zum Markt)
Wanneer? Alle voorzetsel in tijdsbepalingen +3 (uitzondering: bis, um* +4)
- ab – vanaf
- an/am – op: am Montag
- in/im - in
- nach - na
- vor - voor
- seit - sinds
- während - tijdens
(*bis: Sie arbeitete noch bis diesen Monat. Um diese Zeit ist es schon dunkel.)
Waarom - waardoor - op grond van - hoe?
Omstandigheden en verbanden.
Deze voorzetsels hebben betrekking op abstracte verbanden – dus geen plaats- of tijdsbepaling- en komen overwegend in geschreven teksten voor)
- abzüglich (+2)– onder aftrek van
- angesichts (+2) – ten aanzien van
- anlässlich (+2) – naar aanleiding van
- aufgrund (+2) – op grond van
- aus (+3) - opgrond van (aus gegebenem Anlass - opgrond van de onderhavige aanleiding)
- ausschließlich (+2) – onder uitsluiting van
- außer (+3) - behalve
- betreffs (+2) - betreffende
- bezüglich (+2) - betreffende (in Bezug auf +4: met betrekking op.)
- bis auf (+4), bis zu (+3) – tot op, tot aan
- dank (+2) – dankend aan
- einschließlich (+2) - inclusief
- entgegen (+3) – in tegenstelling tot / tegen
- für (+4) – ten behoeve van
- gemäß (+3) – volgens, overeenkomend
- infolge (+2) – ten gevolge van
- kraft (+2) - krachtens
- mangels (+2) – bij gebrek aan
- mit (+3) - met
- mitsamt (+2) - inclusief
- mittels (+2) – door middel van
- nebst (+3) – naast
- ohne (+4) - zonder
- seitens (+2) – van de kant van
- statt (+2) – in plaats van
- trotz (+2/+3) - ondanks
- unter (+3) – onder (unter diesen Umständen - onder deze omstandigheden)
- ungeachtet (+2) - ongeacht
- wider (+4) - tegen als in 'der Widerstand' (verzet)
- zuzüglich (+2) – plus (zuzüglich der Flughafengebühren).
- zwecks (+2) – met de bedoeling
- zufolge (+3) – ten gevolge (ná het zinsdeel: den Regeln zufolge)