Bitte rufen Sie (onderwerp) mich (lijdend voorwerp) an.

Mir / Ihnen / ihm fällt etwas ein: 3e naamval

Ik bedenk iets / mij schiet iets te binnen.

Es / etwas (onderwerp) fällt mir ein.

(Ein)fallen: sterk werkwoord met -a- verandert in -ä-.

lesen in (der Presse/einem Buch) / auf (facebook/twitter/bord):

Waar gelezen? 3e naamval. 

die Verfassung: de grondwet (ook: das Grundgesetz)

wider (zonder -e-): tegen; (der Widerstand: het verzet)

tegenstrijdig (in tegenspraak met): widersprüchlich/ paradox

tegen de goede zeden: unsittlich / gegen die guten Sitten (verstoßen)

weerzinwekkend: widerwärtig

Der Bundesrat (beoordeelt o.a. de grondwettigheid van ingediende wetsvoorstellen): vergelijkbaar met de Eerste Kamer.

iets laten weten, doorgeven: Bescheid sagen/geben

Lass es mich wissen: niet zeer gebruikelijk, maar niet incorrect.

Nederlands als, indien: wenn (een toekomstige mogelijkheid)

Duits als: toen, dus verleden tijd

die Niederlande (meervoud): in den Niederlanden sein (3e naamval)

in die Niederlande kommen (4e naamval)

gib: correcte vorm gebiedende wijs

(gebe / geb: spreektaalvariant)