MOB-versie | Naar grote versie



standaardzinnen met 3e naamval

Het Duits kent veel standaardzinnen met de derde naamval.

Hier zijn enkele veelgebruikte zinnen:

(zie ook: werkwoorden met vaste naamval)

 

Wie geht es Ihnen/dir? Hoe gaat het met u/met jou?
Mir geht es gut. Het gaat goed met mij.
Ich danke Ihnen recht herzlich Ik dank u van harte.
Wir gratulieren dir/Ihnen recht herzlich zum Geburtstag / zum Jubiläum. We feliciteren jou/u van harte met je/uw verjaardag / met je jubileum.
Was wünschst du dir (zu Weihnachten). Wat wil je graag voor de kerst/Wat staat op je wensenlijstje?
Das (onderwerp) ist Ihnen gut gelungen. Dat is u goed gelukt.
Gefällt Ihnen Amsterdam? Bevalt Amsterdam u?
Es gefällt mir sehr gut. Het bevalt mij heel goed.
Ich wünsche Ihnen einen schönen Aufenthalt. Ik wens u een fijn verblijf.
Können Sie mir einen Gefallen tun? Kunt u me een plezier doen?
Bringst du mir etwas mit? Neem je iets voor me mee?
Versprichst du mir, dass du bald wieder kommst? Beloof (me) je dat je gauw weer komt?
Können Sie mir das zeigen? Kunt u dat laten zien?
Das gehört mir. Dat is van mij.
Das passt mir nicht. Dat komt me niet uit.
Das kommt mir gerade recht. Dat komt me goed van pas.
Das ist mir egal. Het maakt me niet uit./ Dat is me om het even.
Macht es Ihnen etwas aus? Maakt het u uit? / Heeft u bezwaar?
Das macht mir nichts aus. Het maakt me niet uit. Dat doe ik graag.

Das nützt mir leider nicht.

Das nützt mir leider nichts.

Dat helpt helaas niet.

Daar heb ik niets aan.

Das scheint mir richtig. Dat lijkt me juist.
Das geschieht ihm recht. Dat is zijn verdiende loon, hij vraagt erom.
Das tut einem gut. Dat doet een mens goed.
Dafür bin ich mir zu schade. Daar voel ik me te goed voor.
Das sieht dir ähnlich! Dat is typisch voor jou.
Das ist mir ähnlich ergangen.

Ik heb iets soortgelijks meegemaakt/

Dat is mij ook zo overkomen.

Schmeckt es Ihnen? Smaakt het u?
Mir läuft das Wasser im Mund zusammen Ik zit te watertanden.
Ich verspreche dir, dass ich bald komme. Ik beloof je gauw te komen.
Mir ist schlecht/übel. Ik voel me beroerd.
Mir ist schwindelig. Ik ben duizelig.
Mir ist kalt/warm. Ik heb het koud/warm.
Mir tut alles weh. Alles doet me pijn.
Das tut mir leid.

Het spijt me.

Er/sie tut mir leid. Ik heb met hem/haar te doen.
Das nehme ich dir übel.

Dat neem ik je kwalijk.

Mir fällt ein Stein vom Herzen.

Pak van mijn hart!

Ich überlege, aber mir fällt nichts ein.

Ik denk na maar kan niets bedenken.
Mir fällt gerade etwas ein. Ik bedenk me net iets./Ik moet net aan iets denken.
Das hätte ich mir denken können. Dat had ik kunnen weten.

Das kann ich mir nicht leisten.

(Maar: Das kann er sich nicht leisten= wederkerend)

Dat kan ik me niet permitteren.





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel



Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Fundgrube Deutsch