Das (werd) ........ Jahrhunderte lang so gemacht.
werden - wurde - ist geworden
wurde: verleden tijd en lijdende vorm (er wurde böse / wir wurden eingeladen)
Ich wünsche ........
Ich wünsche dir / Ihnen: meewerkend voorwerp (ik wens aan jou/u).
das Gute - alles Gute: hier lijdend voorwerp
Onzijdige woorden hebben in de 1e en 4e naamval dezelfde vorm.
Die Uhr gefällt mir gut.
Diese modernen (klokken, horloges) ........ zeigen immer ganz genau, wie spät es ist.
die Uhr (zie 1e zin);
meervoud vrouwelijk: uitgang -(e)n: die Uhren
net als: die Frau - die Frauen
horloge: die Armbanduhr
die Glocke: (kerk)klok met klepel
(Doe je ouders de groeten.)
Richte bitte einen schönen Gruß an deine Eltern aus.
De uitspraak van de -u- in (der) Gruß lijkt het meest op ........
De Duitse -u- klinkt als -oe-.
Bij (der) Gruß is ook de lengte van de klinker belangrijk.
De -u- wordt lang uitgesproken, derhalve met -ß- geschreven;
meervoud: die Grüße [gruuse].
Vergelijk: (der) Kuss wordt kort uitgesproken en derhalve met -ss- geschreven.
etwas ausrichten: (boodschap) doorgeven