Eine beliebte komische Quizsendung im deutschen Fernsehen heißt:
'Wer (weet) ........ denn sowas?'
Ich weiß
du weißt
er, sie, es, man, niemand, wer weiß
wir, sie, Sie wissen
ihr wisst
na -ei- volgt -ß-
na de korte -i- volgt -ss-
Het logo geeft de titel van dit tv programma in hoofdletters weer. Omdat er geen hoofdletter -ß- bestaat schrijft men hier wél WEISS.
........ Arbeit macht mir viel Spaß.
Die Arbeit: hoort bij een groep vaak gebruikte vrouwelijke woorden met de uitgang -t.
Enkele woorden uit deze groep zijn afgeleid van een werkwoord: die Arbeit, die Antwort, die Fahrt, die Nachricht, die Sicht, die Tat.
Frohes Schaffen! = Werk ze!
........ Oktober findet der 'Tag der deutschen Sprache' in den Niederlanden statt.
der Monat, der März, der Sommer,
im: voor maanden en tijdsperioden
im April, im Sommer, in einem Monat, in kurzer Zeit.
Tijdsaanduidingen met een voorzetsel staan altijd in de 3e naamval.
am: voor dagen en data
dagen, maanden, dagdelen zijn mannelijke woorden: am Mittwoch, am Vormittag, am ersten Mai
maar: die Nacht - in der Nacht
Meine Schwester war ein Jahr verlobt. Gestern hat sie ........ .
Heiraten is de actuele gebeurtenis, verheiratet sein is de situatie (burgerlijke staat: der Familienstand).
Sie hat gestern geheiratet: ze is gisteren in het huwelijk getreden.
Sie ist seit gestern verheiratet: Sinds gisteren is ze getrouwd.
Der Standesbeamte hat sie getraut: De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft hen gehuwd.
Die Trauung fand in der Kirche statt.
Die Hochzeit (bruiloft) war sehr festlich.