........ Briefumschlag ist noch nicht zugeklebt.
Der Briefumschlag: de stam van een werkwoord (schlag-en) vormt de kern van het woord.
Deze woorden zijn overwegend mannelijk, hier onderwerp.
zukleben: dichtplakken
Tut mir leid. Ich ........ nicht, dass man sein Fahrrad hier nicht abstellen darf.
wissen - wusste - gewusst
ich weiß - wusste
du weißt - wusstest
er, sie, es weiß - wusste
ihr wisst - wusstet
wüsste: aanvoegende wijs - ik zou weten
Die Wörter stehen in Klammern.
De woorden staan ........ .
die Klammer: (was)knijper, klem (paperclip: die Büroklammer)
aanhalingsteken: das Anführungszeichen
een citaat aangeven/aanhalen: ein Zitat anführen
streepje(s): der Bindestrich - die Bindestriche
De '-' staat ook voor minus, bijvoorbeeld in een e-mail- of webadres (en uiteraard bij het rekenen).
Voorbeeld mondelinge spelling mailadres:
Maier(minus)-Schmidt@hotmail.de
@: (das) At-Zeichen (aa-tee)
apenstaartje: (der) Klammeraffe
Unser Nachbar hat sich wegen des Krachs bei unserer Party beschwert.
Onze buurman heeft ........ geklaagd.
der Krach: herrie - Krach machen
2e betekenis: ruzie (miteinander) Krach haben, gebrouilleerd zijn. Dat veronderstelt niet dat het er lawaaierig toegaat.
der Lärm: lawaai
geluidsoverlast: die Lärmbelästigung
vechtpartij: die Schlägerei
stankoverlast: die Geruchsbelästigung
wegen (voorzetsel): geeft een reden/oorzaak aan (vanwege, wegens)
sich beschweren wegen/über
die Beschwerde: klacht, bezwaar
die Klage: tegenwoordig met name voor juridische klacht