Der Abfallcontainer ist ........ (daarginds).
da drüben: wijst een richting aan voor een plek enigszins dichtbij of zichtbaar (daarzo)
(es ist) dahinter: erachter, dus achter iets anders
dahinten/dort hinten: daarginds achter
gegenüber (voorzetsel 3e): tegenover
entgegen (voorzetsel 3e): tegemoet
drüben ook voor: aan de overkant
hüben und drüben: aan deze en aan de overkant
Sie schreibt ........ Mutter ........ Geburtstagsgruß.
(Ze schrijft) aan haar moeder: meewerkend voorwerp, 3e naamval.
Der Gruß is afgeleid van de stam van het werkwoord grüßen. Deze woorden zijn overwegend mannelijk.
Hier is Geburtstagsgruß lijdend voorwerp: (Ich sende) einen Gruß.
In zinnen van dit type geldt meestal:
De persoon is meewerkend voorwerp, dus 3e naamval.
Het 'voorwerp/ding' is lijdend voorwerp, dus 4e naamval.
"Wenn ich (had gewild) ........ , dass du es verstehst, (had) ........ ich es besser erklärt."
(Johan Cruijff)
Als ik had gewild dat je het begrijpt, dan had ik het wel beter uitgelegd.
Wenn ich gewollt hätte, dass du es verstehst, hätte ich es besser erklärt.
Beide werkwoordgroepen staan in de conjunctief/aanvoegende wijs (verleden tijd).
Er bestaat geen onderscheidende conjunctiefvorm van wollen.
De pure vorm is: wollte, net als de verleden tijd, dus zonder umlaut. Voor de duidelijkheid worden deze werkwoorden in de conjunctief meestal als voltooid deelwoord met würde, hätte, wäre uitgedrukt.
"Ich mache gerne Handarbeiten. Ich habe schon viel für meine Enkel gestrickt. Und jetzt sticke ich ein Tischtuch."
Deze persoon heeft al veel voor de kleinkinderen ........ . En is nu bezig met het ........ van een tafelkleed.
stricken - strickte - gestrickt: breien
sticken - stickte - gestickt: borduren (denk aan steek: der Stich)
steek bij het breien en haken: die Masche
ladder in een panty: die Laufmasche
haken: häkeln
kantklossen: klöppeln
afb. scarlet_heath