Antwoorden van 31-01-2025 (niveau 2)
31 JAN 
(klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)
De deelnemers op niveau 2 hebben de test van 31-01-2025 zo ingevuld:
Die Sturmflut von 1953 in Zeeland war ein ganz schlimmes ........ .
Erfolg
Ereignis Ergebnisdas Ereignis: de gebeurtenis
das Ergebnis: het resultaat
der Erfolg: het succes
Die Flut: hoort bij de groep vaak voorkomende vrouwelijke woorden met de uitgang -t.
Zie ook de pagina weetwoorden II.
........ Barbara, wie geht es ........ Bruder?
Lieber - deinenLiebe - deinem Liebe - deineLieben - deinEen briefaanhef staat in de 1e naamval.
Barbara is een vrouwelijke persoon: die Barbara - Liebe Barbara.
Wie geht es + 3e naamval: wie geht es dir/ihr/ihm/deinem Bruder?
Mir geht es gut, es geht ihm / ihr gut.
Na de aanhef (dus na de komma) begin je in het Duits met een kleine letter.
Zie ook de pagina weetwoorden II.
Der Chef hat gerade die Sekretärin angerufen. Sie sagt,
ich (moet van hem) ........ sofort ins Büro kommen.
soll darfwerdemüssteSollen gebruik je ook als je een opdracht van een ander doorgeeft zoals in deze zin.
Soms hoor je ook: Sie möchten bitte zum Chef kommen.
Dat is dus formeler.
ich darf (ik mag) - werkwoord dürfen: mogen, toestemming hebben
ich werde: ik zal (toekomst)
ich müsste (aanvoegende wijs): ik zou (eigenlijk) moeten
Zie ook de pagina onregelmatig.
Wir hängen unsere Wäsche auf (zolder) ........ auf.
dem Dachboden dem Schuppendem Flurzolder: der Dachboden / der Speicher (Zuid-Duits ook: der Söller)
(NB der Boden: de vloer / de grond)
der Flur: hal (in grote gebouwen: der Korridor, Noord-Duits: die Diele)
der Schuppen: schuur / fietsenhok: der Fahrradschuppen
Waar hangen we de was op?: auf dem Dachboden, 3e naamval.
Hänge deinen Mantel an die Garderobe: waar moet de jas heen?: 4e naamval.
Zie ook de pagina Links.
TOTAALRESULTAAT:
77% goedUitleg van de kleuren en symbolen:
het juiste antwoord (door jou gekozen)
een fout antwoord (door jou gekozen)Help | Contact | Instellingen |
Martin van Toll Producties
in samenwerking met
