MOB-versie | Naar grote versie



Antwoorden van 12-03-2025 (niveau 2)



eerdere test 12 MRT latere test
(klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)


De deelnemers op niveau 2 hebben de test van 12-03-2025 zo ingevuld:



(Vraag aan een groep jongeren: 'Wie van jullie komen uit Duitsland?')

 

........ aus Deutschland?

 



3 % (afgerond)Wen von euch kommen
6 % (afgerond)Wer von euch kommen
84 % (afgerond)Wer von euch kommt 
7 % (afgerond)Wer von ihnen kommt

wer? (1e naamval) = wie?

van jullie: von (3e naamval) euch

(de 4e naamval van jullie is eveneens euch)

 

Ook als er naar meerdere personen gevraagd wordt, volgt na Wer? het werkwoord in het enkelvoud.

Wie komen er allemaal mee?: Wer kommt alles mit?

Wen?: vraagt naar het lijdend voorwerp - wen hast du getroffen?


Zie ook de pagina persoonlijk vnw..



Was (weet) ........ deine Freundin über das neue Festival?



12 % (afgerond)wisst
75 % (afgerond)weiß 
13 % (afgerond)weisst

wissen: onregelmatig werkwoord

ich weiß

du weißt

er/sie/es weiß, die Freundin weiß

wir wissen, ihr wisst.

 

Na een korte klinker schrijf je -ss-; -ei- geldt niet als kort, dus schrijf je -ß-.


Zie ook de pagina onregelmatig.



De vakantie doorbrengen: ........ .



2 % (afgerond)die Ferien durchbringen
1 % (afgerond)der Ferien durchkommen
83 % (afgerond)die Ferien verbringen 
14 % (afgerond)den Ferien verbringen

die Ferien: altijd meervoud, hier 4e naamval (zelfde vorm als 1e naamval). Ich verbringe meine Ferien in den Niederlanden (waar? 3e naamval meervoud).

 

durchbringen: opmaken / er doorheen jagen:

Er hat sein ganzes Geld durchgebracht.

Een tweede betekenis: een moeilijke tijd doorkomen.

Die Mutter hat ihre Kinder durch schwere Arbeit im Krieg durchgebracht.

durchkommen: er doorheen komen

Sie ist gut durch das Examen gekommen.


Zie ook de pagina Links.



Die Angehörigen der Direktorin waren alle anwesend.

 

Die Angehörigen: ........ .



8 % (afgerond)aandeelhouders
7 % (afgerond)toehoorders
85 % (afgerond)familieleden 

die Angehörigen: gezinsleden (die Familienmitglieder) en familieleden (die Verwandten: familie in ruimere zin)

angehören: behoren bij, deel uitmaken van

 

toehoorders: die Zuhörer

aandeelhouders: die Anteilseigner, die Aktionäre


Zie ook de pagina =zelfst. nw. (persoon).



TOTAALRESULTAAT:
82% goed

Uitleg van de kleuren en symbolen:
GOED GEKOZENhet juiste antwoord (door jou gekozen)
FOUT GEKOZENeen fout antwoord (door jou gekozen)





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel



Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Fundgrube Deutsch