Wir möchten gerne ein paar (voorstellen doen) ........ .
der Vorschlag - die Vorschläge + machen
Woorden bestaande uit de stam van een werkwoord zijn overwegend mannelijk, hoofdregel meervoud: umlaut + -e.
doen - maken: tun - machen
Het gebruik van deze woorden verschilt wel eens tussen Nederlands en Duits. Zie eventueel bij Spreektaal - Standaardzinnen NL-D / D-NL.
Meine Schwester (weet) ........ nicht, dass ich heute nicht in der Schule bin.
Wissen is een onregelmatig werkwoord:
ich weiß
er, sie, es, meine Schwester weiß (dus zonder uitgang)
du weißt
wir wissen, ihr wisst
wusste: verleden tijd
De marktkoopman vroeg:
Verder nog iets? = ........
Vaste uitdrukking, bijvoorbeeld in winkels.
In deftige winkels hoor je ook wel eens: "Darf es noch etwas sein?"
Maar ook in andere gesprekken: "Is er nog meer te bespreken?" Het is dan echter wat kortaf.
(Auto)
Je länger die Knautschzone, desto besser ist man bei einem Aufprall geschützt.
die Knautschzone: ........
Hoe langer de 'kreukelzone' hoe beter de bescherming bij een botsing.
knautschen: kreukelen, verfrommelen
der Aufprall: smak/botsing
remweg: der Bremsweg
aanrijding: der Zusammenstoß, der Unfall
voetgangersgebied: die Fußgängerzone