Wie de schoen past trekke hem aan.
Wie zich schuldig voelt, mag zich aangesproken voelen.
In deel 1 is der Schuh onderwerp.
Aan wie de schoen past: wem (demjenigen, dem) der Schuh passt.
Der Schuh passt mir.
Wer den Schuh passt = wer den Schuh anprobiert: Degene (onderwerp) die de schoen (in de winkel) past, maar dat is hier niet bedoeld.
In deel 2 is ihn (den Schuh) lijdend voorwerp.
De werkwoordsvorm ziehe is hier conjunctief tegenwoordige tijd van type 'Leve de koning'. Ook: der möge ihn anziehen.
Wir stiegen aus ........ Auto und gingen in ........ Wald.
das Auto: dus in het Duits onzijdig
(zie voor wél/niet onzijdig NL-D de lijst bij 'zelfstandige naamwoorden - geslacht')
aus dem Auto: 3e naamval
in: 3e of 4e naamval, je kunt vragen 'waarheen?: 4e naamval.
In den Wald gehen.
In tegenstelling tot Wir spazieren im Wald / Wir laufen im Wald (herum) (waar lopen we rond?): weliswaar een beweging maar zonder einddoel/verandering.
Diese süße Spezialität heißt Indonesischer Speckkuchen und besteht aus vielen ........ .
die Schicht: laag van een stapel, ook voor grondlaag: die Erdschicht
lagen in de bevolking: die Bevölkerungsschichten
(2e betekenis: ploeg/ploegendienst)
die Lage: ligging, plek
Der Wein stammt aus dieser sonnigen Lage.
Ook: de situatie. Die politische Lage ist ernst.
der Lageplan: plattegrond van een terrein
(die Lage: soms wel term voor laag in een geheel in specifieke vaktaal)
das Lager: opslag / kampement
lagern: spullen opslaan / in een kamp verblijven (militair)
op de computer opslaan: speichern
der Schacht: mijn (bergbouw)
foto: commenswiki
Hij is een beetje zielig.
Ik heb met hem te doen: ........ .
Ich habe mit ihm zu tun: Ik heb met hem (bijvoorbeeld zakelijk) te maken.
Ich habe mit ihn zu tun: Deze zin is niet correct omdat na mit een 3e naamval komt.
Het gebruik van doen-tun en maken-machen is deels verschillend tussen Nederlands en Duits. Zie eventueel uitlegpagina's 'spreektaal standaardzinnen'.
Hij is zielig: er ist zu bedauern / zu bemitleiden.
Hij doet zielig: er ist wehleidig.