Der 1. Mai ist in Deutschland ........ Feiertag. Er fällt dieses Jahr ........ Mittwoch.
Der 1. Mai = ein Feiertag, door het koppelwerkwoord staan beide in de 1e naamval.
Der Tag fällt auf ('waarheen?' figuurlijke beweging met doel) einen Montag: 4e naamval.
Kurt Tucholsky (schrijver/dichter 1890-1935):
Â
"Es geht nirgends merkwürdiger zu als auf ........ Welt."
Wisselvoorzetsel auf: controlevraag 'waar gebeurt het'?, dus hier 3e naamval.
auf der Welt sein: situatie verandert niet, dus 3e naamval
auf die Welt kommen (geboren worden): 'beweging/verandering', dus 4e naamval.
Â
Die Welt: behoort bij de groep vaak gebruikte vrouwelijke woorden met de uitgang -t: die Stadt, die Zeit, die Sicht, die Kunst, etc.
Â
Tucholsky war Liebhaber von 'schrägem Humor': af en toe licht absurdistisch.
Hem wordt gevraagd zijn mening te geven.
Â
Vragen in de betekenis van verzoeken: bitten.
Fragen: alleen bij een concrete vraag.
Darf ich dich etwas fragen? Darf ich dir eine Frage stellen?
Â
Zowel fragen als bitten combineren altijd met 4e naamval. Er kunnen in een zin dus twee zinsdelen in de 4e naamval staan.
Â
Lijdende zin
Dit is een van de weinige verschillen in zinsbouw tussen Nederlands en Duits:
'Wir fragen/bitten ihn' verandert in 'Er wird (von uns) gefragt / gebeten'.
Â
Let op de verschillen in de formulering:
Er wird um seine Meinung gebeten.
Er wird nach seiner Meinung gefragt.
Die Haarfarbe des ........ Mädchens ist rotblond.
Mädchen eindigt op -chen: onzijdig.
Bepaling met van is in het Duits 2e naamval.
Â
Na een lidwoord krijgen bijvoeglijke naamwoorden mannelijk, vrouwelijk en onzijdig in de 2e (en 3e) naamval de uitgang -en.