voor het eerst: zum ersten Mal

für dieses (erste) Mal: voor deze (eerste) keer

zu + 3e naamval: das Mal - zu dem/zum 

foto: defensie

die Polizei: uitgang -ei, dus vrouwelijk

die Bäckerei, die Metzgerei (slager), die Partei, die Datei (databestand)

Hier 4e naamval: bij vrouwelijk dezelfde vorm als 1e naamval.

Werkwoord danken: vaste 3e naamval.

(Zie ook standaardzinnen met de 3e naamval.)

Veruit de meeste werkwoorden gaan met de 4e naamval.

MAAR: een aantal veel voorkomende werkwoorden combineert met de 3e naamval: danken, gratulieren, helfen en enkele andere.

Ihr (uw) is bezittelijk voornaamwoord.

mögen: houden van

ich mag - wir mögen

mochten: verleden tijd van mögen

möchten: graag willen (beleefde formulering)

Ich möchte gern andere Musik hören, ich mag diese Musik nicht.

wollen: ich, er, sie, es, man will - wir wollen