0 actieve gebruikers

Inloggen bestaande gebruiker

Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie


Antwoorden van 26-12-2025 (niveau 3)



eerdere test 26 DEC geen latere test beschikbaar
(klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)


De deelnemers op niveau 3 hebben de test van 26-12-2025 zo ingevuld:



"Wir müssen noch Windeln und einen neuen Schnuller kaufen."

 

Deze mensen zijn waarschijnlijk ........ .



8 % (afgerond)zeilers
3 % (afgerond)doe-het-zelvers
7 % (afgerond)kampeerders
82 % (afgerond)ouders 

die Windel, die Windeln = de luier, luiers

der Schnuller, die Schnuller = de fopspeen, fopspenen

 

doe-het-zelver: der Heimwerker

kampeerder: der Camper

zeiler: der Segler


Zie ook de pagina Links.



Der Wäschekorb stand in der Ecke.

Sie (gooide de) ........ schmutzige Handtuch in ........ Wäschekorb.

 

      



11 % (afgerond)wirf den, den
12 % (afgerond)warf das, dem
76 % (afgerond)warf das, den 
2 % (afgerond)werfte den, dem

werfen + inbeweging met richting en resultaat, dus 4e naamval: in den Wäschekorb 

das Handtuch: Een van de woorden die in het Duits onzijdig zijn i.t.t. het Nederlands. Zoals ook das Auto, das Radio, das Telefon, das Ufer en enkele meer (zie lijst bij 'zelfstandige naamwoorden: geslacht').

 

werfen - warf - geworfen: sterk werkwoord

Meestal lijken de klinkers van sterke werkwoorden in Duits en Nederlands op elkaar (a-o, e-i), bij werfen wijkt de klinker sterk af: wierp = warf.


Zie ook de pagina met 3e/4e naamval.



"Das ist echt extrem. Die Ideologie dieser Partei kann ich echt nicht ab".

De ideologie van deze partij kan ik niet ........ .



6 % (afgerond)uitleggen
62 % (afgerond)uitstaan 
33 % (afgerond)snappen

etwas 'nicht abkönnen': iets niet uit kunnen staan / niet pruimen

snappen: begreifen/kapieren (straattaal: raffen)

uitleggen: erklären (spreektaal: verklickern)

 

Voor personen: Ich kann den / die nicht ab / nicht ausstehen.


Zie ook de pagina Spreektaal.



Das Auto,  ........ ich letzte Woche gekauft habe, ist schon kaputt.

 



22 % (afgerond)dass
6 % (afgerond)den
72 % (afgerond)das 

Das Auto + ich habe es gekauft: Das Auto, das ich gekauft habe.

Es/das slaat dus op das Auto.

het/hetgeen = das

den = mannelijk - der Computer, den ich gekauft habe

 

dass = voegwoord, niet vervangbaar door es (het/hetgeen)

Ich wusste nicht, dass (dàt) du ein Auto gekauft hast.

Ich wusste es nicht + du hast ein Auto gekauft.

Vergelijk: Du hast ein Auto gekauft? Das (hetgeen) wusste ich nicht.

 

 

 

 

 

foto: n/a Wochenblatt


Zie ook de pagina Bijwoorden / voegwoorden / kommaregels.



TOTAALRESULTAAT:
73% goed

Uitleg van de kleuren en symbolen:
GOED GEKOZENhet juiste antwoord (door jou gekozen)
FOUT GEKOZENeen fout antwoord (door jou gekozen)





Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel

© 2014 - NU Beter Duits is een initiatief van Martin van Toll Producties

opgericht in samenwerking met Deutsch macht Spaß