Wissen is een onregelmatig werkwoord:

ich weiß

er, sie, es, meine Schwester weiß (dus zonder uitgang)

du weißt

wir wissen, ihr wisst

wusste: verleden tijd

In het meervoud krijgen de meeste vrouwelijke woorden de uitgang (e)n: die Frau - die Frauen.

Na -r en -l volgt alleen een -n: die Nummern, die Kugeln.

vertel aan mij: erzähle mir, meewerkend voorwerp, 3e naamval

was: vervangend lijdend voorwerp

mich: 4e naamval (ruf mich bitte an - bel me op: lijdend voorwerp)

mein: mijn

mögen: houden van

ich mag - wir mögen

mochten: verleden tijd van mögen

möchten: graag willen (beleefde formulering)

Ich möchte gern andere Musik hören, ich mag diese Musik nicht.

wollen: ich, er, sie, es, man will - wir wollen