9277 actieve gebruikers Inloggen bestaande gebruiker Aanmelden nieuwe gebruiker Naar mobiele versie |
||||
De voltooide tijd bestaat altijd uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.
Haben en sein
Het bekendst zijn de hulpwerkwoorden van tijd, sein en haben.
De voltooid tegenwoordige tijd:
De voltooid verleden tijd:
Verschillen tussen Nederlands en Duits
Het gebruik van haben en sein als hulpwerkwoord van tijd komt over het algemeen met het Nederlands overeen.
Toch zijn er uitzonderingen:
a) Nederlands zijn, Duits haben:
sommige werkwoorden die een begin, einde, toe- of afname van iets betekenen:
b) Nederlands (ook) hebben, Duits sein of andersom:
(In Zuid-Duitsland kun je in spreektaal ook wel 'habe gelaufen' etc. horen. Dit geldt alleen voor werkwoorden die een beweging uitdrukken.)
c) Een gebeurtenis in het verleden wordt vaak weergegeven in de voltooid tegenwoordige tijd.
Voorbeelden:
Werden
Het hulpwerkwoord van de lijdende vorm is werden.
Met werden wordt van een actieve vorm (bedrijvende zin) een passieve vorm (lijdende zin) gemaakt:
|
|
|
|
In het Duits wordt verschil gemaakt tussen
© 2014 - NU Beter Duits is een initiatief van Martin van Toll Producties opgericht in samenwerking met Deutsch macht Spaß |