9764 actieve gebruikers

Inloggen bestaande gebruiker
Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie



Werkwoorden | zwak


Zwakke werkwoorden 

 

Hoe herken je een 'zwak werkwoord'?

  • verleden tijd: geen klinkerverandering
  • voltooid deelwoord: ge-stam–(e)t 

Voorbeelden:

wohnen

(wonen)

wohnte

gewohnt

warten

(wachten)

wartete

gewartet

 

Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak.

Uitzonderingen:

Duits: lachen - lachte - gelacht wordt anders vervoegd dan in het Nederlands

(heeft gelachen: deze uitgang is 'sterk')

fragen- fragte (oud: frug) - gefragt

backen - buk (soms spreektaal: backte) - gebacken

kaufen - kaufte - gekauft

kriegen - kriegte - gekriegt

waschen - wusch - gewaschen

 

Sommige werkwoorden hebben een zwakke én een sterke vorm:

(zwak) hängen - hängte- gehängt : Sie hat das Bild an die Wand gehängt.

Dit komt hier door het gebruik van een lijdend voorwerp (das Bild).

(Sterk) hängen-hing-gehangen: Das Bild hat an der Wand gehangen

Twee vormen (zakken/verlagen): sinken - senken: was vroeger hetzelfde werkwoord. Net als bij hängen is het een 'actief' en het andere 'passief':

Die Preise sinken/sanken/sind gesunken.

Die Preise wurden gesenkt/sind gesenkt worden.

 

De onvoltooid tegenwoordige tijd

Voor alle zwakke en sterke werkwoorden geldt als hoofdregel: 

 

stam + de uitgangen -e -st -t -en -t -en.

Het is bekend, dat je in het Duits de stam krijgt door van het hele werkwoord -en of -n weg te laten.

 

Bijvoorbeeld: spielen (spelen)

ich

spiel

e

du

spiel

st

er/sie/es

spiel

t

wir

spiel

en

ihr

spiel

t

sie/Sie

spiel

en

 

 

Uitzonderingen: 
Als de stam eindigt op een -d of een -t, dan krijgen de volgende 3 vormen een extra edu, er/sie/es, ihr.  Je merkt, dat dit nodig is voor de uitspraak.

 

Bijvoorbeeld: bürsten (borstelen)

du bürstest

er/sie/es bürstet

ihr bürstet

 

De volgende werkwoorden krijgen ook een extra e vanwege de uitspraak bij de 3 vormen du, er/sie/es en ihr: 

 

öffnen

(openen)

du öffnest

 

 

er /sie/es öffnet

 

 

ihr öffnet

begegnen

(ontmoeten)

 

atmen

(ademen)

 

regnen

(regenen)

 

rechnen

(rekenen)

 

zeichnen

(tekenen)

 

 

Als de stam eindigt op een  sisklank  (s, ss, ß, z), dan komt er bij du alleen een t achter de stam (de -s van de uitgang spreek je niet uit en schrijf je dus ook niet). 

 

Bijvoorbeeld:

tanzen

(dansen)

 

du tanzt

 

Bij werkwoorden op -eln of -ern valt bij ich de e in de stam weg, de andere uitgangen zijn normaal.

 

Bijvoorbeeld: handeln (handelen)

ich handle

du handelst

er/sie/es handelt

wir handeln

ihr handelt

sie/Sie handeln

 

Voorvoegsels

er- betekent dat iets begint: Die Ausstellung wird heute eröffnet. Die Blume erblüht.

ver- kenmerkt een einde: die Rose ist verblüht.

 

De onvoltooid verleden tijd*

De verleden tijd wordt in het algemeen gebruikt om gebeurtenissen, gewoonten en feiten uit het verleden weer te geven. Meestal staat er een tijdsaanduiding zoals vorig, gisteren of toen in de zin.

 

Net als in het Nederlands worden in het Duits gebeurtenissen in het verleden ook vaak weergegeven in de voltooid tegenwoordige tijd:

  • Ich bin am Wochenende in Groningen gewesen
  • Ich habe dort ein Festival besucht.

De onvoltooid verleden tijd voor het zwakke werkwoord wordt gevormd door achter de stam de uitgangen -te -test -te -ten -tet -ten te zetten.

 

Bijvoorbeeld: spielen (spelen)

ich

spielte

du

spieltest

er/sie/es

spielte

wir

spielten

ihr

spieltet

sie/Sie

spielten

 


Uitzonderingen: 

In verband met de uitspraak: bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op -d of -voegt men -e toe tussen stam en uitgang in de 3 vormen  du, er/sie/es en ihr: 

 

warten

(wachten/in stand houden)

gewartet

 
Dit geldt ook voor de werkwoorden:

 

öffnen

(openen)

du öffnetest

 

 

er/sie/es öffnete

 

 

ihr öffnetet

begegnen

(ontmoeten)

 

atmen

(ademen)

 

regnen

(regenen)

 

rechnen

(rekenen)

 

zeichnen

(tekenen)

 

 

Het voltooid deelwoord

 

Het voltooid deelwoord wordt zo gevormd: ge-stam-t.
Bijvoorbeeld:

spielen

(spelen)

gespielt

warten

(wachten/in stand houden)

gewartet

öffnen

(openen)

geöffnet

atmen 

(ademen)

 

regnen

(regenen)

 

rechnen

(rekenen)

 

zeichnen

(tekenen)

 

 

Sommige zwakke werkwoorden hebben klinkerwisseling:

brennen

brannte

gebrannt

bringen

brachte

gebracht

denken

dachte

gedacht

kennen

kannte

gekannt

nennen

nannte

genannt

rennen

rannte

gerannt

 

 

Werkwoorden met de uitgang -ieren hebben geen voorvoegsel ge-

Er hat studiert.

Sie hat uns informiert.

 

Voltooid verleden tijd

Indien iets plaats heeft gevonden vóór een ander feit, dat eveneens in het verleden is gebeurd, gebruik je 'hatte' of 'war' + voltooid deelwoord (net als in het Nederlands). Signaalwoorden voor deze tijdsvorm zijn o.a.: bevor, danach, nachdem, anschließend.

  • Bevor er sein Essen kochte, hatte er erst noch eingekauft.
  • Er hatte auf dem Tablet gespielt, bevor das Telefon klingelte.
  • Herr Maier hatte gelesen, danach war er eingeschlafen und wurde erst wach, nachdem der Alarm ausgelöst worden war.
  • Nachdem sie getanzt hatten, waren sie noch in einer Bar gewesen. Anschließend waren sie nach Hause gegangen.







Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  

© 2014 - NU Beter Duits is een initiatief van Martin van Toll Producties

opgericht in samenwerking met Deutsch macht Spaß