Opvouwtas

wir: onderwerp

euch: hier lijdend voorwerp

euch: 3e en 4e naamval van ihr

Ich habe euch (meewerkend voorwerp) ein Geschenk mitgebracht.

Ich habe euch (lijdend voorwerp) gesehen.

Euer is een bezittelijk voornaamwoord: habt ihr euer Haus verkauft?

die Anzeige: advertentie in kranten en tijdschriften (die Werbeanzeige); ook veel gebruikt: das Inserat, die Annonce

tweede betekenis: aangifte bij de politie 

Ich komme wegen (voorzetsel 2e naamval): ik kom op grond van / vanwege / wegens

inschrijving: die Anmeldung / die Einschreibung

aankondiging: die Ankündigung

aantekening: die Bemerkung, die Notiz

ich weiß, er/sie/es/man/wer weiß

wir wissen: na een korte klinker schrijf je -ss-

er weiß: na -ei- schrijf je -ß-

(zie voor spellingsregels -ss/ß- en in het menu)

weise!: gebiedende wijs van het werkwoord weisen (op iets wijzen)

ook: wijs, verstandig

die Weise: de wijze, de manier waarop

Mögen (ich mag - ihr mögt): graag mogen, houden van, lusten.

Wir mögen unsere Deutschlehrerin (we vinden haar aardig).

Ich mag keinen Rosenkohl (spruitjes).

Möchten (ihr möchtet): graag willen (beleefde vorm: we zouden graag ...).

Mögst: een conjunctiefvorm van mögen.