........ Religion in ........ Region ist überwiegend protestantisch. Die Kinder gehen ........ Konfirmation.
Die Religion, die Region, die Konfirmation: woorden met de uitgang -ion zijn vrouwelijk.
in: hier 3e naamval (controlevraag: waar?)
Die Konfirmation: vormsel, aanneming (kerkelijk protestants: 'evangelisch'). Meestal rond het 14e levensjaar, omstreeks Pasen.
Die Kommunion: (heilige) communie (katholiek), meestal rond het 10e levensjaar, eveneens omstreeks Pasen.
Ich brauche Kleingeld für den Parkautomat.
Können Sie mir den Zehneuroschein ........ ?
wechseln: wisselen (geld)
das Wechselgeld
tauschen: ruilen (bijvoorbeeld een verzamelobject)
umtauschen: omruilen (een aankoop)
tauschen en umtauschen: wordt ook voor valuta gebruikt - Euro in Dollar (um)tauschen
austauschen: vervangen van een onderdeel (das Ersatzteil) / uitruilen
Dieses Medikament dürfen Sie auf keinen Fall einnehmen, ........ Sie Auto fahren.
wenn: indien, op het moment dat
als: toen, dus verleden tijd
wann?: wanneer?
Der Leuchtturm ist das Wahrzeichen von Ameland. Er hat 236 (traptredes) ........ .
die Stufe: trede van een trap (die Treppe)
die Sprosse: sporten van een ladder (die Leiter)
ook: onderverdeling van raamkozijnen met roeden
der Leuchtturm: vuurtoren
Das Wahrzeichen: kenmerkend gebouw dat men direct met een bepaalde stad / plek verbindt.