De BMW (auto) rijdt harder dan 200 kilometer per uur.
........ BMW 'Gran Tourer' fährt über 200 Sachen!
Merknamen van auto's zijn mannelijk, dus: der BMW.
Das Motorrad (motor(fiets)) is echter 'die BMW'.
200 'Sachen': spreektaal voor km/h (kaa-em-haa): Kilometer pro Stunde.
Sie hat ........ Jugendfreund geheiratet.
der Freund - ihr Freund: 1e naamval
(Sie hat) ihren Freund (geheiratet): lijdend voorwerp, 4e naamval.
ihrem: 3e naamval - sie hat (aan haar vriend) ihrem Freund einen Kuss (lijdend voorwerp) gegeben.
In eenvoudige korte zinnen bestaande uit onderwerp (+ gezegde) + een persoon of object (zonder voorzetsel) gaat het meestal om het lijdend voorwerp, dus 4e naamval.
Of anders gezegd: ruim 80 % van de werkwoorden combineert met de 4e naamval.
Uitzondering: een aantal werkwoorden die met de 3e naamval combineren: begegnen, danken, gratulieren, helfen, folgen, (en enkele meer) en als er een voorzetsel bij betrokken is.
........ Bruder ist krank.
Der Bruder is een mannelijk persoon en hier onderwerp, dus 1e naamval.
Der kleine Bruder ist krank. - Mein kleiner Bruder ist krank.
afb. freepik
"Ich mache gerne Handarbeiten. Ich habe schon viel für meine Enkel gestrickt. Und jetzt sticke ich ein Tischtuch."
Deze persoon heeft al veel voor de kleinkinderen ........ . En is nu bezig met het ........ van een tafelkleed.
stricken - strickte - gestrickt: breien
sticken - stickte - gestickt: borduren (denk aan steek: der Stich)
steek bij het breien en haken: die Masche
ladder in een panty: die Laufmasche
haken: häkeln
kantklossen: klöppeln
afb. scarlet_heath