........ Mai ist ........ fünfte Monat des Jahres.
De namen van de maanden zijn mannelijk.
der Mai = der Monat: verbonden door het koppelwerkwoord ist staan beide in de 1e naamval.
der erste, der zweite, der dritte Monat
Uitspreken van de datum: 3.4. = Heute ist der dritte Vierte.
Wir sehen uns am dritten Vierten.
Ihr geht es nicht so gut. Sie (slaapt) ........ kaum und (eet) ........ wenig.
schlafen: sie schläft
essen: sie isst
Schlafen en essen zijn sterke werkwoorden met -a- en -e-:
de klinker verandert bij du, er, sie, es.
Ihr geht es gut. / Es geht ihr gut.
Drie uitdrukkingen betekenen 'haast maken'.
Welke uitdrukking heeft een ANDERE betekenis?
De 'andere betekenis' is dus die Zähne zusammenbeißen: de tanden op elkaar zetten/doorbijten.
der Dampf: stoom (stoomtrein: meer kolen op het vuur gooien)
auf die Tube drücken (letterlijk op de 'tube' duwen): gas geven, haast maken; naar het Engelse 'choke tube', een onderdeel van de carburateur
einen Zahn zulegen: een tand(je) bijzetten
Vroeger werden kookpannen boven een open vuur aan een staaf met inhaaktanden gehangen: hoe lager de pan hangt hoe sneller het eten gaar is. Volgens wikipedia stamt de uitdrukking echter uit de techniek van voertuigen (Handgashebel).
(Op deze leeftijd) ........ sollte man ruhig noch etwas Sport treiben.
das Alter - in diesem Alter
Tijdsbepalingen (wanneer?) met voorzetsel (seit, in, nach, vor) staan altijd in de 3e naamval.
Controlevraag 'wanneer?': dan 3e naamval
die Lebenszeit: levensduur