Meine Schwestern haben beide auch kurzes Haar, aber mein Haar ist ........ (het kortst).
kort-korter-het kortst: kurz-kürzer-am kürzesten [koerts - kurtser]
De meeste bijvoeglijke naamwoorden met a, o, u krijgen in de twee vergelijkingstrappen een umlaut.
Door de -z- wordt er een -e- ingevoegd (al wordt het in de uitspraak ook vaak weggelaten).
(Mijn Duitse vriend eet) ........ gerne Hopjesvla.
Mein deutscher Freund: onderwerp, 1e naamval.
Na (m)ein krijgt het bijvoeglijk naamwoord de uitgang van der-die-das: der Freund - ein/mein deutscher Freund.
essen-aß-gegessen
Sterke werkwoorden met -e-/i- wisseling:
ich esse, du isst, er isst
(Im Auto:)
"Patrick, guck mal, da steht Sabine. (Stop) ........ doch mal eben an!"
Tegen Patrick zeg je jij. De gebiedende wijs is halt(e).
De -e vervalt in gesproken taal meestal: Halt mal bitte an.
halten - hielt - gehalten: sterk werkwoord
du hältst (gewone vervoeging): dus met umlaut
ihr haltet - haltet!
Halten Sie (bitte) an.
In unserem Garten haben wir viele Amseln und Spatzen.
In onze tuin zijn er veel ........
de mus: der Spatz (der (Haus)Sperling)
Spatz wordt ook als koosnaampje (Kosewort) gebruikt.
Schnecken und Käfer: slakken en kevers
Schmetterlinge und Hummeln: vlinders en hommels