Der Schnellimbiss auf dem Campingplatz ist geschlossen, aber ........ Dorf gibt es auch ........ Schnellimbiss.
Vertaling van er is:
1 es gibt: gevolgd door de 4e naamval
Es gibt einen Schnellimbiss.
2 es ist: gevolgd door de 1e naamval
Es ist ein Schnellimbiss im Dorf. Im Dorf ist ein Schnellimbiss.
Waar is de snackbar? im Dorf (3e naamval)
Der (Schnell)Imbiss: stam van een werkwoord. Dat zijn overwegend mannelijke woorden.
Stell die Kaffeetasse bitte auf ........ Tisch ........ Wohnzimmer.
Het werkwoord stellen (neerzetten) geeft een beweging met een resultaat aan: auf den Tisch, 4e naamval.
De aanvulling in de huiskamer heeft betrekking op de tafel en niet op het kopje.
De tafel bevindt zich (waar?) in de huiskamer: im Wohnzimmer, 3e naamval.
afbeelding: almalomat
Er hat mir keine ........ für seine Entscheidung gegeben.
die Begründung: reden, beredenering, motivatie (denk aan op grond van / gronden, grondslag: ergens op baseren, juridische gronden)
die Beziehung: relatie, betrekking
die Gründung: oprichting (van bijv. een vereniging)
die Reden: meervoud van die Rede (toespraak, voordracht)
die Entscheidung: beslissing
Ik verzoek u mij met rust te laten: ........ .
Iemand verzoeken: jemanden bitten.
Bitten combineert altijd met de 4e naamval: ich bitte dich/Sie/ihn.
Versuchen:
1 proberen, testen
2 in verleiding / verzoeking brengen.
Lass mich / Lassen Sie mich in Ruhe!