Was (weet) ........ deine Freundin über das neue Festival?
wissen: onregelmatig werkwoord
ich weiß
du weißt
er/sie/es weiß, die Freundin weiß
wir wissen, ihr wisst.
Na een korte klinker schrijf je -ss-; -ei- geldt niet als kort, dus schrijf je -ß-.
Zur Betriebsfeier wurden auch die (partners) ........ aller (medewerkers) ........ eingeladen.
der Partner - die Partner
der Mitarbeiter - die Mitarbeiter
In het meervoud krijgen mannelijke woorden met de uitgang -er geen extra uitgang.
Alleen in de 3e naamval meervoud komt er een -n achter:
Von allen Mitarbeitern kam die Hälfte mit ihren Partnern.
Een -s alleen in de 2e naamval mannelijk enkelvoud:
Die Partnerin des Mitarbeiters.
Der Händler fährt jedes Jahr ........ Buchmesse ........ Leipzig.
Naar een persoon, plek of evenement reizen: zu (3e naamval);
zur Oma fahren, zum Markt gehen, zum Musikfestival fahren.
Naar een land/stad reizen: nach Deutschland fahren, nach Berlin reisen.
Die Messe: de uitgang -e wijst op een vrouwelijk woord.
Wir wohnen jetzt in einer Mietwohnung, aber wir möchten gerne ........ kaufen.
die Eigentumswohnung: koopflat of appartement in eigendom
(das Apartment: eenkamerwoning/studio)
die Mietwohnung: de huurwoning (etage of flat)
das Kaufhaus (ook: Warenhaus): het warenhuis
In het Duits is er een duidelijk verschil tussen woning en huis:
das/ein Haus is altijd een gebouw, dus niet enkel een etage/flat.
Eigenhaus bestaat niet, wel ein eigenes Haus of das/ein Eigenheim. (ietwat verouderd).
Onroerend goed = een huis/pand als 'handelswaar': die Immobilie [immobieljië].