(Is je broer op de hoogte?)
........ dein Bruder Bescheid?
wissen:
ich weiß
du weißt
dein Bruder - er, sie, es, man, jeder weiß
wir wissen - ihr wisst - sie/Sie wissen
Die (schoenen) ........ habe ich im Ausverkauf gekauft.
der Schuh - die Schuhe
Een uitzondering op de hoofdregel dat mannelijke woorden in het meervoud de uitgang -e + een umlaut krijgen (Küsse, Flüsse).
Eveneens uitzonderingen: Busse, Hunde, Kuchen, Punkte.
(In de) ........ Sommerferien waren wir in Deutschland.
In den Ferien: tijdsbepalingen (controlevraag: wanneer?) met een voorzetsel staan altijd in de 3e naamval.
In einem Monat, vor einem Jahr, im Sommer
Die Ferien bestaat alleen in het meervoud.
Alle woorden van een woordgroep in de 3e naamval meervoud eindigen op -n:
in den nächsten verregneten Ferien/Wochen.
Ich habe eine gute ........ für Deutsch im ........ .
die Note: het rapportcijfer / de muzieknoot
das Zeugnis: rapport (baan: getuigschrift)
die Zahl: het getal
die Ziffer: het cijfer op bijvoorbeeld een meetinstrument (klok: das Ziffernblatt), in de wiskunde of als benaming voor een getalsteken
Die Jahresangabe ist in römischen Ziffern. Die Telefonnummer besteht aus zehn Ziffern.
die Zeugschrift: verouderd voor oorkonde
der Rapport: officiële melding / verslag van een expert
Het Duitse cijfersysteem gaat van 1 (sehr gut) tot 6 (ungenügend).