Die beiden (vissers) ........ hatten noch keinen Fisch gefangen.
Die Angler (hobby-/sportvissers): onderwerp in deze zin.
Mannelijke woorden met de uitgang -er (80%) krijgen in het meervoud geen extra uitgang*.
Alleen in de 3e naamval meervoud komt er een -n achter, omdat hier altijd alle woorden van de woordgroep de uitgang -n krijgen.
Die Fische von den beiden Anglern.
Der/die Fischer: beroepsvisser/s.
*Uitzonderingen: die Herren, die Bauern, die Nachbarn.
Der Pass ist abgelaufen.
Du musst ........ Pass beantragen.
Der Pass bestaat uit de stam van het werkwoord passen/passieren: deze woorden zijn overwegend mannelijk.
einen Pass (beantragen): lijdend voorwerp, 4e naamval
1e naamval mannelijk: der neue Pass/ein neuer Pass
2e der Antrag des/eines neuen Passes
3e mit dem/einem neuen Pass
4e ich beantrage den/einen neuen Pass.
Dus bij mannelijke woorden alleen in de 1e naamval geen -n.
Fast 40% ........ mit Migrationshintergrund haben eine höhere Schulbildung.
Der/die Deutsche is afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord:
der deutsche Mann - die deutsche Frau
der Deutsche - die Deutsche
meervoud: die Deutschen
van de Duitsers, dus 2e naamval meervoud: der Deutschen.
I.t.t. andere nationaliteiten, bijv. der Türke - die Türkin, der Schwede - die Schwedin, der türkische Mann - die schwedische Frau.
Met een lidwoord in het meervoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord in alle naamvallen de uitgang -n.
Der Verkäufer sagte:
Ich muss mal im (magazijn) ........ nachsehen, ob wir noch einen Vorrat Toilettenpapier haben.
das Lager: winkelmagazijn (ook: kampement)
auf Lager haben: in voorraad hebben
etwas lagern: iets bewaren, stallen
die Vorratskammer: voor levensmiddelen
der Laden (die Läden): winkel (winkels)
der Speicher: zolder / opslag
speichern: opslaan (ook m.b.t. pc bestanden)