MOB-versie | Naar grote versie



Antwoorden van 17-12-2024 (niveau 1)



eerdere test 17 DEC latere test
(klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)


De deelnemers op niveau 1 hebben de test van 17-12-2024 zo ingevuld:



Ich muss mal ........ Toilette.

 



15 % (afgerond)nach der
80 % (afgerond)zur 
5 %nach

Die Toilette: een plek waar je naartoe gaat, net als 'Ich gehe zum Markt'. Hiervoor gebruik je in het Duits zu (+3e naamval)

zu + der = zur

kort: "Ich muss mal. / Ich muss mal wohin." :)

nach = naar: voor steden en landen. Wir fahren nach Deutschland.

plaats- of tijdsbepaling met de 3e naamval;

nach = na 

Nach der Kurve (bocht) seht ihr schon die Tankstelle.

Nach einer Stunde kam er endlich.

 

Spreektaal voor zur Toilette gehen: aufs Klo gehen.


Zie ook de pagina gebruik.



Ein zu hoher C02 Anteil im Klassenzimmer hat negative Auswirkungen auf unsere (prestatie) ........ .

 



80 % (afgerond)Leistung 
5 % (afgerond)Ausbildung
13 % (afgerond)Forderung
2 % (afgerond)Präsentation

die Leistung, etwas leisten: prestatie, iets presteren

die Präsentation: presentatie / voordracht

die Ausbildung: opleiding

die Forderung: eis / claim


Zie ook de pagina weetwoorden I.



Wat is er met jou aan de hand?: ........



83 % (afgerond)Was ist mit dir los? 
12 % (afgerond)Was ist los?
5 % (afgerond)Was ist mit dich los?
Was ist mit deiner Hand?

Was ist mit dir los: Wat heb je? Wat is er met jou?

Was ist mit: moet aangevuld worden met de 3e naamval, bijvoorbeeld dir / ihm / Ihnen.

Mit dich (4e) is dus nooit correct.

 

Was ist los?: Wat gebeurt er? Wat is er aan de hand? Dus niet m.b.t. de aangesproken persoon.

Was ist mit deiner Hand?: wat is er met je hand / wat heb je aan je hand?


Zie ook de pagina standaardzinnen N-D.



Er schenkte ........ Vater mal wieder ........ Krawatte zum Geburtstag.

 



3 % (afgerond)sein, ein
85 % (afgerond)seinem, eine 
11 % (afgerond)seinen, einen

geven/schenken aan: Vater is meewerkend voorwerp, dus 3e naamval

(die) Krawatte: eindigt op -e, dus vrouwelijk, hier lijdend voorwerp, 4e naamval

 

In zinnen van dit type geldt meestal:

De persoon is meewerkend voorwerp en het 'voorwerp/ding' is lijdend voorwerp.


Zie ook de pagina Naamvallen.



TOTAALRESULTAAT:
82% goed

Uitleg van de kleuren en symbolen:
GOED GEKOZENhet juiste antwoord (door jou gekozen)
FOUT GEKOZENeen fout antwoord (door jou gekozen)





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel



Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Fundgrube Deutsch