Der Chef hat gerade die Sekretärin angerufen. Sie sagt,
ich (moet van hem) ........ sofort ins Büro kommen.
Sollen gebruik je ook als je een opdracht van een ander doorgeeft zoals in deze zin.
Soms hoor je ook: Sie möchten bitte zum Chef kommen.
Dat is dus formeler.
ich darf (ik mag) - werkwoord dürfen: mogen, toestemming hebben
ich werde: ik zal (toekomst)
ich müsste (aanvoegende wijs): ik zou (eigenlijk) moeten
(Trainer Klaus Augenthaler)
Fußball ist nur schön, wenn du hinterher ........ Verband trägst und nicht, wenn ........ Frisur noch gut sitzt.
In der Verband herken je een stamvorm van het werkwoord (ver)binden-band-gebunden. Deze woorden zijn overwegend mannelijk, hier 4e naamval: Du trägst einen Verband.
die Frisur (kapsel): uitgang -ur is vrouwelijk, hier 1e naamval
Die Frisur sitzt gut.
(In de) ........ Sommerferien waren wir in Deutschland.
In den Ferien: tijdsbepalingen (controlevraag: wanneer?) met een voorzetsel staan altijd in de 3e naamval.
In einem Monat, vor einem Jahr, im Sommer
Die Ferien bestaat alleen in het meervoud.
Alle woorden van een woordgroep in de 3e naamval meervoud eindigen op -n:
in den nächsten verregneten Ferien/Wochen.
Ich möchte gerne ........ Schokolade.
die Tafel Schokolade: een tablet/plak chocola
(die Schultafel: schoolbord; het verkeersbord: das Verkehrsschild)
Die Scheibe betekent naast Fensterscheibe (ruit) ook eine Scheibe (snee) Brot / Wurst.
die Plakette: sticker als bewijs voor bijv. apk (Duits: TÜV)
sticker van papier/plastic: der Aufkleber
die Tablette: met name een medische tablet (pil: die Pille) of iets in deze vorm
das Tablett: het dienblad