MOB-versie | Naar grote versie



met 4e naamval

De volgende voorzetsels hebben altijd de vierde naamval: 

  • bis (tot) 
    Sie arbeitete bis tief in die Nacht / den ganzen Tag.
    (naast een tijdsbepaling met 'um', eveneens 4e naamval, is dit de enige uitzondering op de regel dat tijdsbepalingen met voorzetsel in de 3e naamval staan)
  • durch (door; in de betekenis: door middel van/doorheen en veroorzaker)
    Die Post wird durch die Bahn befördert.
    Seid ihr durch den Tunnel gefahren?
    Der Baum ist durch Blitzeinschlag abgebrannt.
  • für (bestemd voor, (ergens) voor (zijn), en behoeve van)
    Das ist für deinen Bruder.
    Ich bin für die Linke.

    Let op:
    Als ergens 'was für' staat, moet je de regel voor 'für' negeren:  
    In was für einem Haus wohnst du? - Für is hier geen voorzetsel: in + wohnen staan in de 3e naamval.
  • gegen (tegen; in overdrachtelijke zin ook: wider)
    Gegen diese Behauptung kann man nichts einwenden.

  • ohne (zonder)
    Ohne meinen Ausweis gehe ich nie auf die Straße.
  • um (om)
    Fahren Sie hier um die Ecke. 
     
  • entlang (langs / evenwijdig aan)
    Wir sind die ganze Zeit den Fluss entlang gelaufen.

    Let op:
    Hier staat het voorzetsel na het zelfstandig naamwoord: 4e naamval.
    In spreektaal wordt het vaak ervoor gebruikt en krijgt dan meestal de 3e naamval 'Wir sind entlang dem Strand gelaufen'. (Maar ook de 2e komt voor.)
     
    'an ... entlang' heeft de 3e naamval: Wir liefen ein Stück an dem Fluss entlang.