als / wie
als en wie worden vaak verwisseld. Hier de mogelijkheden op een rij.
- in vergelijkingen:
Er ist größer als sein Bruder. (groter dan)
Er ist genauso groß wie sein Bruder. (even groot als)
(N.B. Duitsers zeggen echter meestal: größer wie - net als Nederlanders zeggen: groter als.)
- bij gebruik als voegwoord:
Es regnete, als ich unterwegs war. (toen)
- en verder:
Du siehst wie ein Clown aus. (als; vergelijking: je bent geen clown).
- Als Clown muss man das Publikum gut anfühlen. (als; in de hoedanigheid van)