Du (zult) ... dich erkälten, wenn du keinen Schal trägst.
Â
werden: toekomst - Ich werde später Lehrer.
ich werde - du wirst - er, sie, es wird: bij sterke werkwoorden verandering van -e- naar -ie-
du wurdest: verleden tijd - Du wurdest gestern böse.
Â
Du sollst is een opdracht: moeten op gezag van iemand.
Â
tragen: sterke werkwoorden met -a- veranderen in -ä-
ich trage - du trägst - er, sie, es trägt.
Â
sich erkälten: verkouden raken
Am 27. April feiern die ........ 'Königstag'.
Â
der Niederländer: mannelijk
die Niederländerin: vrouwelijk
die Niederländer: meervoud
Mannelijke woorden met de uitgang -er krijgen in het meervoud meestal een umlaut maar geen extra uitgang.
Â
Die Niederlande (meervoud): Nederland.
der Tag: wir feiern den Tag (lijdend voorwerp)
(Deze balpen) ........ Kugelschreiber ist ........ Bestseller in unserem Laden.
Â
Der Kugelschreiber en der Bestseller zijn verbonden door het koppelwerkwoord ist en staan derhalve beide in de 1e naamval.
Â
Beide woorden eindigen op -er, zijn dus mannelijk. Nieuwe woorden krijgen meestal de vorm / de uitgang van vergelijkbare Duitse woorden, dus der Bestseller en der Computer.
Von kohlensäurehaltigem Mineralwasser kriege ich immer (de hik) ........  .
Â
der Kreislauf: bloedcirculatie
der Kreislaufkollaps: zware onwelwording door problemen met de bloedsomloop
die Verschlickung: verzanden van een rivier, haven, meer
der Schlick: modder
die Verschlingung: verstrengeling
(verslikken, in het verkeerde keelgat schieten: sich verschlucken, etwas in den falschen Hals kriegen).
Â
Spreektaal voor mineraalwater: das/der Sprudel / das Selters(wasser).