Das Kind gibt ........ Mutter einen Kuss.
Het kind geeft aan zijn moeder: seiner Mutter = meewerkend voorwerp, 3e naamval.
das Kind: onzijdig - bezittelijk voornaamwoord: sein-
der Kuss: stamvorm van een werkwoord
Deze woorden zijn overwegend mannelijk, hier lijdend voorwerp.
In dat soort zinnen is de persoon (Mutter) meestal meewerkend voorwerp en het 'ding' (Kuss) lijdend voorwerp.
foto: freepik
(Het kind is/werd net door een wesp gestoken.)
Das Kind ........ gerade ........ einer Wespe gestochen.
Lijdende zinnen worden met werden gevormd.
Verleden tijd: wurde gestochen.
Een 'levende veroorzaker' staat na von (3e naamval).
Ich wurde von ihm angerufen. Meine Haare wurden vom Friseur geschnitten.
De voltooide tijd wordt aangevuld met worden: Das Kind ist von einer Wespe gestochen worden.
Er gaat bij mij een lichtje branden: ........
Deze uitdrukking geeft een mentale ervaring weer, de persoon zelf is hier meewerkend voorwerp. Zo ook: mir ist deutlich geworden, das gefällt mir/Ihnen, es geht mir/ihm gut, das tut mir/ihr leid.
Mir geht ein Licht (onderwerp) auf.
Es (vervangend onderwerp) geht mir (meewerkend voorwerp) ein Licht (lijdend voorwerp) auf.
Het gaat dus niet om wederkerende werkwoorden zoals ich wasche mich/ihn, er wäscht sich/den Hund (4e naamval).
(De opvoeding) ........ der Kinder ist auch eine Aufgabe der Schule.
die Erziehung: opvoeding
die Aufzucht: fokken van dieren
das Aufwachsen: zelfstandig naamwoord voor opgroeien
die Ausbildung: opleiding