Die Fahrt dauerte sehr lange.
(Tijdens) ........ Fahrt sagte er wenig.
während: tijdens
Hier voorzetsel met de 2e naamval, tegenwoordig ook 3e naamval in gesproken taal (2e en 3e naamval vrouwelijk zijn gelijk).
die Fahrt (zie 1e zin) - während der Fahrt (2e naamval)
weil: omdat
Het is geen voorzetsel maar een voegwoord.
zeitlich: tijdelijk
Het is geen voorzetsel maar een bijvoeglijk naamwoord.
Die Fahrt hoort bij de groep vrouwelijke woorden met de uitgang -t: die Welt, die Zeit, die Fahrt, die Not, die Sicht ... (zie menupagina: zelfstandige naamwoorden 'geslacht')
Der Sturmschaden war ziemlich hoch.
........ Versicherung hat ........ Schaden bezahlt.
Die Versicherung: alle woorden met de uitgang -ung zijn vrouwelijk.
Der Schaden: woorden met de uitgang -en zijn overwegend mannelijk, hier 4e naamval.
"Ich muss mir mal die Füße vertreten."
de voet verrekken/verstuiken: den Fuß verrenken/verstauchen
te voet gaan: zu Fuß gehen
Nette formulering voor 'naar toilet': Ich muss mal austreten (toiletten waren vroeger buiten de woning).
Ich muss noch (het tapijt) ........ saugen.
der Teppich: het tapijt, vloerkleed;
hier lijdend voorwerp, 4e naamval: den Teppich
die Tapete: het behang
das Kleid: de jurk