Sie hat ........ Mutter schon als Kind im Laden geholfen.
helfen (half-geholfen): werkwoord met vaste 3e naamval
Sie hilft ihrer Mutter. Ich helfe dir/ihm. Kann ich Ihnen helfen?
Een aantal veel voorkomende werkwoorden heeft de vaste 3e naamval: helfen, gratulieren, danken, begegnen, folgen, ...
foto: museum-grosskrotzenburg.de
........ Strand von Scheveningen wurde mit 400.000 Kubikmeter Sand verstärkt.
........ Sand wurde aus eineinhalb Kilometer Entfernung von einem Baggerschiff durch eine Rohrleitung transportiert.
Der Sand en der Strand behoren tot de (oorspronkelijk Germaanse) woorden die in het Nederlands onzijdig zijn maar niet in het Duits (zie de lijst op de menupagina 'geslacht').
Hier onderwerp in beide lijdende zinnen.
Der Sturm hat ein paar (dakpannen) ........ vom Dach gefegt.
der Dachziegel: algemeen woord voor dakpan
der Ziegel = korte versie en ook: rode baksteen, klinker
die Kachel, die Fliese: tegel (keuken/badkamer)
Der Kachelofen is een met tegels beklede kachel.
die Dachplatte: plaat die op een dak kan liggen i.p.v. dakpannen
die Dachpfanne: bepaald type dakpan
Der Biologe studiert ........ der Biber.
Vertalingen van gedrag:
das Verhalten: gedrag van mensen én dieren (ook bijv. das Verhalten des Virus), dus biologisch/sociologisch gedrag (das Verhalten großer Menschenmengen)
Deze bioloog bestudeert het gedrag van dieren. Er ist Verhaltensforscher.
Das Benehmen, das Betragen heeft betrekking op sociaal gedrag volgens fatsoens-/beleefdheidsregels: goede/slechte manieren.
Die Kinder benehmen sich / betragen sich unanständig (onfatsoenlijk).
die Gestaltung: vormgeving
die Gestalt: vorm, figuur, gedaante