Sie hat ........ gebeten, das Paket zur Postannahme zu bringen.
bitten - bat - gebeten: werkwoord met vaste 4e naamval
In het Duits combineren enkele werkwoorden standaard met de 4e naamval, waar het in het Nederlands om een meewerkend voorwerp gaat: fragen, bitten, kosten, lehren (doceren).
Er staan dan eventueel twee zinsdelen in de 4e naamval in een zin.
Stell die Bücher bitte in ........ großen Schrank.
in: 3e of 4e naamval
stellen: beweging met verandering van de situatie, dus 4e naamval
Die Bücher stehen jetzt im Schrank: vaste toestand, dus 3e naamval.
Der Kolumnist der Zeitung schrieb:
"Jeder (eist) ........ sein Recht auf Meinungsfreiheit, mancher hat aber Probleme, wenn ein anderer das auch tut."
(der Anspruch) beanspruchen: invorderen, aanspraak maken op (ook: fordern/verlangen = eisen)
spreektaal: bestehen auf (staan op). Ich bestehe auf Reparatur des neuen Autos. Ich bestehe darauf.
(der Verzicht) verzichten auf: afzien van
(die Beförderung) befördern: transportieren / bevorderen (functieverhoging)
Ze was heel blij met het cadeau: ........ .
sich freuen über: blij zijn met / verheugd, opgetogen zijn over
Ik ben blij (zonder verdere aanvulling): ich bin froh, ich freue mich.
sich freuen auf: zich verheugen op (toekomstige gebeurtenis).
froh sein über: geeft een zeker opluchting aan en betekent dus niet hetzelfde als 'sich freuen über'. Sie war froh über das schnelle Ende.
Sie war froh mit is in deze zin geen correcte combinatie.