Wir wanderten lange durch den Wald und sind dabei (geen mens) ........ begegnet.
begegnen: werkwoord met vaste 3e naamval
Wir sind ihm, ihr / niemandem / keinem begegnet.
Der Mensch hoort bij de groep mannelijke woorden die, behalve in de 1e naamval enkelvoud, in alle andere 7 naamvallen, dus ook in het meervoud, de uitgang -(e)n krijgen:
der/ein/kein Mensch
des/eines Menschen
dem/einem Menschen
den/einen Menschen
Dit geldt o.a. voor 'der Herr, des Herrn, dem Herrn, den Herrn, meervoud die Herren'.
Zie eventueel bij 7 x -(e)n.
Die älteste Teilnehmerin am 4-Tage Marsch hat sich (enkel) ........ verstaucht.
der Knöchel: enkel
(der Enkel: kleinzoon)
verstauchen: verzwicken
die Wade: kuit
die Ferse: hiel
der Schenkel: dijbeen
Das Schiff fährt ........ Küste entlang.
Indien entlang achter het zelfstandig naamwoord staat gaat het samen met de 4e naamval: die Straße entlang, den Fluss entlang fahren/gehen.
Dit voorzetsel wordt tegenwoordig vaak vóór het zelfstandig naamwoord gebruikt met de 2e, soms 3e naamval: Wir liefen entlang der Küste. Entlang des Weges stehen Bäume.
Vaak wordt het gecombineerd met an + 3e naamval: Wir liefen am Strand entlang. De naamval richt zich dan naar an: waar liepen wij?
foto: Mario Hildebrandt, Adler & Eils Gmbh & Co
De vet gemarkeerde woorden zijn sinds enkele jaren in zwang (Neudeutsch). Ze hebben een overdrachtelijke, dus niet per se letterlijke betekenis.
Unser Nachbar ist mit seinem Hobby ziemlich riskant unterwegs. Und für Notfälle ist er nicht unbedingt vorbereitet aufgestellt.
Welke zin geeft de betekenis van de Duitse zinnen het beste weer?
Onze buurman ........
Unterwegs betekent dus hier niet onderweg / op reis zijn maar gaat over waarmee of de wijze waarop men iets doet.
Ook: Wie / womit bist du zugange?
Aufgestellt sein geeft een situatie aan: hoe zijn we eraan toe, wat zijn bijv. de middelen/mogelijkheden die we hebben?
Wie gut ist der Zivilschutz in Deutschland aufgestellt?