Du musst morgen einkaufen.
(Zul) ........ du es nicht vergessen?
zullen (toekomst): werden
ich werde
du wirst
er, sie, es wird
sollen - du sollst: iemand wil dat je iets doet
Wir hatten ........ Aussicht über die Stadt.
die Aussicht: behoort bij een groep vrouwelijke woorden op -t.
1e en 4e naamval vrouwelijk: die/eine fantastische Aussicht
(oude spelling: phantastisch).
Foto: Sammlung Wieczorek
Im Efteling fahren wir immer Achterbahn. Aber meine kleine Schwester (durft niet) ........
iets durven doen: in alledaags Duits sich trauen etwas zu tun
Taalgrapje bij een trouwerij met de dubbele betekenis van trauen:
'Sie haben sich getraut', dus ze durven het aan om te trouwen.
Etwas wagen is formeler en met sterkere impact m.b.t. risico's. Het wordt overwegend in een andere context gebruikt, bijv. das Leben wagen, die Flucht wagen, waarbij hetgeen je waagt dus genoemd wordt of het is wederkerig.
Gezegdes:
Wer nicht wagt, der nicht gewinnt.
Frisch gewagt ist halb gewonnen.
dürfen - ich darf, sie darf, ihr dürft: mogen, toestemming hebben
De uitdrukking 'Da bleibt einem die Spucke weg!' komt ongeveer overeen met: ........
Met de mond vol tanden staan / sprakeloos (sprachlos) zijn van verbazing en/of verontwaardiging.
Ook gebruikelijk: Jetzt bin ich aber platt!
die Spucke: onderwerp
einem - jemandem - mir: meewerkend voorwerp
Hier snap ik geen barst van: Ich kapier' das total nicht. / Ich steh' total auf dem (auf'm) Schlauch.
Daar krijgt men een droge mond van (bijv. een medicijn):
Das trocknet den Mund aus. / Davon bekommt/kriegt man einen trockenen Mund.